Словарь

Изучите наречия – нидерландский

cms/adverbs-webp/134906261.webp
al
Het huis is al verkocht.
уже
Дом уже продан.
cms/adverbs-webp/40230258.webp
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
слишком много
Он всегда работал слишком много.
cms/adverbs-webp/166784412.webp
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
когда-либо
Вы когда-либо теряли все свои деньги на акциях?
cms/adverbs-webp/138988656.webp
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
в любое время
Вы можете позвонить нам в любое время.
cms/adverbs-webp/57457259.webp
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
на улицу
Больному ребенку нельзя выходить на улицу.
cms/adverbs-webp/141168910.webp
daar
Het doel is daar.
там
Цель там.
cms/adverbs-webp/174985671.webp
bijna
De tank is bijna leeg.
почти
Бак почти пуст.
cms/adverbs-webp/132510111.webp
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
ночью
Луна светит ночью.
cms/adverbs-webp/96364122.webp
eerst
Veiligheid komt eerst.
сначала
Безопасность прежде всего.
cms/adverbs-webp/176235848.webp
in
De twee komen binnen.
в
Эти двое входят внутрь.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
почему
Дети хотят знать, почему все так, как есть.
cms/adverbs-webp/142522540.webp
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.
через
Она хочет перейти дорогу на самокате.