Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

красить
Автомобиль красят в синий цвет.
cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

подчеркивать
Вы можете хорошо подчеркнуть глаза макияжем.
cms/verbs-webp/93221279.webp
branden
Er brandt een vuur in de open haard.

гореть
В камине горит огонь.
cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

остановиться
На красный свет вы должны остановиться.
cms/verbs-webp/102853224.webp
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

собирать
Языковой курс объединяет студентов со всего мира.
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

прощать
Я прощаю ему его долги.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

имитировать
Ребенок имитирует самолет.
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

проходить
Может ли кошка пройти через эту дыру?
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

проходить мимо
Двое проходят мимо друг друга.
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

промахнуться
Он промахнулся мимо гвоздя и поранился.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

подчеркивать
Он подчеркнул свое утверждение.
cms/verbs-webp/114091499.webp
trainen
De hond wordt door haar getraind.

тренировать
Собака ею обучается.