Woordeskat

Leer Werkwoorde – Duits

cms/verbs-webp/102853224.webp
bring together
The language course brings students from all over the world together.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
cms/verbs-webp/85623875.webp
study
There are many women studying at my university.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/102823465.webp
show
I can show a visa in my passport.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wait
She is waiting for the bus.
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/125385560.webp
wash
The mother washes her child.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/104818122.webp
repair
He wanted to repair the cable.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/118567408.webp
think
Who do you think is stronger?
denken
Wie denk je dat sterker is?
cms/verbs-webp/61280800.webp
exercise restraint
I can’t spend too much money; I have to exercise restraint.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/55372178.webp
make progress
Snails only make slow progress.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
cms/verbs-webp/96710497.webp
surpass
Whales surpass all animals in weight.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/61162540.webp
trigger
The smoke triggered the alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/22225381.webp
depart
The ship departs from the harbor.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.