Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
verstaan
’n Mens kan nie alles oor rekenaars verstaan nie.

vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
vervoer
Die vragmotor vervoer die goedere.

roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
roep
Die seun roep so hard soos hy kan.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
stel voor
Hy stel sy nuwe vriendin aan sy ouers voor.

beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
beheer uitoefen
Ek kan nie te veel geld spandeer nie; ek moet beheer uitoefen.

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
swem
Sy swem gereeld.

failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
bankrot gaan
Die besigheid sal waarskynlik binnekort bankrot gaan.

draaien
Je mag naar links draaien.
draai
Jy mag links draai.

investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
belê
Waarin moet ons ons geld belê?

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
verduur
Sy kan die pyn skaars verduur!

samenwerken
We werken samen als een team.
saamwerk
Ons werk saam as ’n span.
