Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
sneeu
Dit het vandag baie gesneeu.
cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
veroorsaak
Te veel mense veroorsaak vinnig chaos.
cms/verbs-webp/115847180.webp
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
help
Almal help om die tent op te slaan.
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
deurgaan
Kan die kat deur hierdie gat gaan?
cms/verbs-webp/72855015.webp
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
ontvang
Sy het ’n baie mooi geskenk ontvang.
cms/verbs-webp/115291399.webp
willen
Hij wil te veel!
wil hê
Hy wil te veel hê!
cms/verbs-webp/123380041.webp
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
gebeur aan
Het iets met hom in die werkongeluk gebeur?
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
bestaan
Dinosaurussen bestaan nie meer vandag nie.
cms/verbs-webp/110233879.webp
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
skep
Hy het ’n model vir die huis geskep.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
bedek
Sy het die brood met kaas bedek.
cms/verbs-webp/64904091.webp
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
optel
Ons moet al die appels optel.
cms/verbs-webp/122707548.webp
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
staan
Die bergklimmer staan op die piek.