Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/57574620.webp
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
lewer
Ons dogter lewer koerante af gedurende die vakansies.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
liefhê
Sy is regtig lief vir haar perd.
cms/verbs-webp/85871651.webp
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
moet gaan
Ek het dringend vakansie nodig; ek moet gaan!
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
oorskry
Wale oorskry alle diere in gewig.
cms/verbs-webp/117890903.webp
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
antwoord
Sy antwoord altyd eerste.
cms/verbs-webp/47737573.webp
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
belangstel
Ons kind stel baie belang in musiek.
cms/verbs-webp/85623875.webp
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
studeer
Daar is baie vroue wat aan my universiteit studeer.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
brand
Die vleis moet nie op die rooster brand nie.
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
meng
Sy meng ’n vrugtesap.
cms/verbs-webp/106851532.webp
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
kyk mekaar aan
Hulle het mekaar vir ’n lang tyd aangekyk.
cms/verbs-webp/75281875.webp
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
versorg
Ons opsigter sorg vir sneeuverwydering.
cms/verbs-webp/106088706.webp
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
staan op
Sy kan nie meer op haar eie staan nie.