schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
ቀለም
እጆቿን ቀባች።
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
ማረጋገጥ
እሱ የሂሳብ ቀመር ማረጋገጥ ይፈልጋል.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
መራመድ
ይህ መንገድ መሄድ የለበትም.
kussen
Hij kust de baby.
መሳም
ህፃኑን ይስመዋል.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
መንገድ መስጠት
ብዙ አሮጌ ቤቶች ለአዲሶቹ ቦታ መስጠት አለባቸው.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
ብልጫ
ዓሣ ነባሪዎች በክብደት ከእንስሳት ሁሉ ይበልጣሉ።
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
አዘጋጅ
ሴት ልጄ አፓርታማዋን ማዘጋጀት ትፈልጋለች.
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
መጽናት
ህመሙን መታገሥ አልቻለችም!
moeten
Hij moet hier uitstappen.
አለበት
ከዚህ መውረድ አለበት።
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
መጠን መቁረጥ
ጨርቁ መጠኑ እየተቆረጠ ነው.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
ይበቃል
ሰላጣ ለምሳ ይበቃኛል.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
አመት መድገም
ተማሪው አንድ አመት ደጋግሞታል.