المفردات
تعلم الأفعال – الإنجليزية (UK)

comandar
Ell comanda el seu gos.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.

examinar
Les mostres de sang s’examinen en aquest laboratori.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.

portar
Vam portar un arbre de Nadal.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.

prémer
Ell prémeix el botó.
drukken
Hij drukt op de knop.

seguir
Els pollets sempre segueixen la seva mare.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

gestionar
Qui gestiona els diners a la teva família?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?

decidir
Ella no pot decidir quines sabates posar-se.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

perdre
Ella va perdre una cita important.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

lluitar
Els bombers lluiten contra el foc des de l’aire.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

respondre
Ella va respondre amb una pregunta.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

llançar
Ell llança la pilota a la cistella.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
