المفردات
الأردية – تمرين الأفعال

genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.

afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

aanraken
Hij raakte haar teder aan.

beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
