المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
صرخ
إذا أردت أن يُسمع صوتك، عليك أن تصرخ رسالتك بصوت عالٍ.

genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
كفى
هذا يكفي، أنت مزعج!

benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
يُبرز
يمكنك أن تُبرز عيونك جيدًا بواسطة المكياج.

bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
أكدت
هي أكدت الأخبار الجيدة لزوجها.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
بيع
التجار يبيعون الكثير من السلع.

rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
يقفز حوله
الطفل يقفز حوله بسعادة.

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
يربط
هذه الجسر يربط بين حيين.

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
تتحمل
هي بالكاد تستطيع تحمل الألم!

gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
حدث
حدث شيء سيء.

openen
Kun je dit blikje voor me openen?
فتح
هل يمكنك فتح هذا العلبة لي من فضلك؟

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
لمس
الفلاح يلمس نباتاته.
