المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
رؤية بوضوح
يمكنني أن أرى كل شيء بوضوح من خلال نظاراتي الجديدة.

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
يذكر
الكمبيوتر يذكرني بمواعيدي.

onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
ترك بلا تغيير
تركت الطبيعة دون تغيير.

initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
سيبدأون
سيبدأون طلاقهم.

publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
نشر
الناشر نشر العديد من الكتب.

huilen
Het kind huilt in het bad.
يبكي
الطفل يبكي في الحمام.

veranderen
Het licht veranderde in groen.
تغير
تغيرت الإشارة إلى الأخضر.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
يختار
من الصعب اختيار الشخص المناسب.

eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
وافق
الجيران لم يتفقوا على اللون.

eten
Wat willen we vandaag eten?
نأكل
ماذا نريد أن نأكل اليوم؟

weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
أراد الهروب
ابننا أراد الهروب من المنزل.
