‫المفردات

تعلم الأفعال – السلوفينية

cms/verbs-webp/120193381.webp
trouwen
Het stel is net getrouwd.
se marier
Le couple vient de se marier.
cms/verbs-webp/77738043.webp
beginnen
De soldaten beginnen.
commencer
Les soldats commencent.
cms/verbs-webp/102327719.webp
slapen
De baby slaapt.
dormir
Le bébé dort.
cms/verbs-webp/104849232.webp
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
accoucher
Elle va accoucher bientôt.
cms/verbs-webp/125402133.webp
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
toucher
Il la touche tendrement.
cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
laisser entrer
Il neigeait dehors et nous les avons laissés entrer.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
rencontrer
Parfois, ils se rencontrent dans l’escalier.
cms/verbs-webp/100649547.webp
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
embaucher
Le candidat a été embauché.
cms/verbs-webp/123380041.webp
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
arriver à
Est-ce que quelque chose lui est arrivé dans l’accident du travail?
cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
sortir
Les filles aiment sortir ensemble.
cms/verbs-webp/116519780.webp
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
sortir
Elle sort avec les nouvelles chaussures.
cms/verbs-webp/90287300.webp
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
sonner
Entends-tu la cloche sonner?