শব্দভাণ্ডার
পাঞ্জাবি – ক্রিয়া ব্যায়াম

slapen
De baby slaapt.

sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

proeven
De chef-kok proeft de soep.

naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.

bereiden
Ze bereidt een taart.

snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.

leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
