Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/110056418.webp
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
pronunciar un discurs
El polític està pronunciant un discurs davant de molts estudiants.
cms/verbs-webp/85968175.webp
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
danyar
Dos cotxes van ser danyats en l’accident.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
oferir
Ella va oferir regar les flors.
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
malbaratar
No s’ha de malbaratar l’energia.
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
perdonar
Li perdono els seus deutes.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cobrir
Ella ha cobert el pa amb formatge.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
aparcar
Les bicicletes estan aparcat a davant de la casa.
cms/verbs-webp/113671812.webp
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
compartir
Hem d’aprendre a compartir la nostra riquesa.
cms/verbs-webp/121928809.webp
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
enfortir
La gimnàstica enforteix els músculs.
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
passar
L’aigua era massa alta; el camió no podia passar.
cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
tallar
Per l’amanida, has de tallar el cogombre.
cms/verbs-webp/62069581.webp
sturen
Ik stuur je een brief.
enviar
T’estic enviant una carta.