Wortschatz
Estnisch – Verben-Übung

overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

wassen
De moeder wast haar kind.

voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.

sturen
Ik stuur je een brief.

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
