Wortschatz
Lernen Sie Verben – Kroatisch

hire
The applicant was hired.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

listen
He likes to listen to his pregnant wife’s belly.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

snow
It snowed a lot today.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.

bring up
How many times do I have to bring up this argument?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

throw
He throws the ball into the basket.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.

drive back
The mother drives the daughter back home.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

bring by
The pizza delivery guy brings the pizza by.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

protest
People protest against injustice.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.

destroy
The files will be completely destroyed.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

start running
The athlete is about to start running.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.

call
She can only call during her lunch break.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
