Vocabulary

vertalen

Hij kan tussen zes talen vertalen.

vertalen

Hij kan tussen zes talen vertalen.

traduzir

Ele pode traduzir entre seis idiomas.

annuleren

Het contract is geannuleerd.

annuleren

Het contract is geannuleerd.

cancelar

O contrato foi cancelado.

werken

De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

werken

De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

funcionar

A motocicleta está quebrada; não funciona mais.

aankomen

Hij kwam net op tijd aan.

aankomen

Hij kwam net op tijd aan.

chegar

Ele chegou na hora certa.

schilderen

De auto wordt blauw geschilderd.

schilderen

De auto wordt blauw geschilderd.

pintar

O carro está sendo pintado de azul.

voorstellen

Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

voorstellen

Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

imaginar

Ela imagina algo novo todos os dias.

gooien naar

Ze gooien de bal naar elkaar.

gooien naar

Ze gooien de bal naar elkaar.

jogar para

Eles jogam a bola um para o outro.

verhuizen

De buurman verhuist.

verhuizen

De buurman verhuist.

mudar-se

O vizinho está se mudando.

studeren

Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.

studeren

Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.

estudar

Há muitas mulheres estudando na minha universidade.

beslissen

Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

beslissen

Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

decidir

Ela não consegue decidir qual sapato usar.

schoppen

Pas op, het paard kan schoppen!

schoppen

Pas op, het paard kan schoppen!

chutar

Cuidado, o cavalo pode chutar!

schoppen

In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

schoppen

In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

chutar

Nas artes marciais, você deve saber chutar bem.