Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/99455547.webp
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
accept
Some people don’t want to accept the truth.
cms/verbs-webp/105681554.webp
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cause
Sugar causes many diseases.
cms/verbs-webp/102136622.webp
trekken
Hij trekt de slee.
pull
He pulls the sled.
cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
emphasize
You can emphasize your eyes well with makeup.
cms/verbs-webp/78063066.webp
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
keep
I keep my money in my nightstand.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
use
We use gas masks in the fire.
cms/verbs-webp/100634207.webp
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
explain
She explains to him how the device works.
cms/verbs-webp/60395424.webp
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
jump around
The child is happily jumping around.
cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
evaluate
He evaluates the performance of the company.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
lead
He enjoys leading a team.
cms/verbs-webp/114993311.webp
zien
Je kunt beter zien met een bril.
see
You can see better with glasses.
cms/verbs-webp/66441956.webp
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
write down
You have to write down the password!