Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

cms/adverbs-webp/71970202.webp
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
quite
She is quite slim.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
together
The two like to play together.
cms/adverbs-webp/135100113.webp
altijd
Hier was altijd een meer.
always
There was always a lake here.
cms/adverbs-webp/176235848.webp
in
De twee komen binnen.
in
The two are coming in.
cms/adverbs-webp/10272391.webp
al
Hij slaapt al.
already
He is already asleep.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
down
She jumps down into the water.
cms/adverbs-webp/67795890.webp
in
Ze springen in het water.
into
They jump into the water.
cms/adverbs-webp/118228277.webp
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
out
He would like to get out of prison.
cms/adverbs-webp/121564016.webp
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
long
I had to wait long in the waiting room.
cms/adverbs-webp/138692385.webp
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
somewhere
A rabbit has hidden somewhere.
cms/adverbs-webp/178180190.webp
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.
there
Go there, then ask again.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
down
He falls down from above.