Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
almost
It is almost midnight.
cms/adverbs-webp/71970202.webp
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
quite
She is quite slim.
cms/adverbs-webp/96228114.webp
nu
Moet ik hem nu bellen?
now
Should I call him now?
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
together
The two like to play together.
cms/adverbs-webp/172832880.webp
erg
Het kind is erg hongerig.
very
The child is very hungry.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
enough
She wants to sleep and has had enough of the noise.
cms/adverbs-webp/73459295.webp
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
also
The dog is also allowed to sit at the table.
cms/adverbs-webp/141168910.webp
daar
Het doel is daar.
there
The goal is there.
cms/adverbs-webp/135100113.webp
altijd
Hier was altijd een meer.
always
There was always a lake here.
cms/adverbs-webp/166071340.webp
uit
Ze komt uit het water.
out
She is coming out of the water.
cms/adverbs-webp/23708234.webp
correct
Het woord is niet correct gespeld.
correct
The word is not spelled correctly.
cms/adverbs-webp/75164594.webp
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
often
Tornadoes are not often seen.