Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
pull out
Weeds need to be pulled out.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
rustle
The leaves rustle under my feet.

aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
get a turn
Please wait, you’ll get your turn soon!

achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
set back
Soon we’ll have to set the clock back again.

doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
search
The burglar searches the house.

durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
dare
They dared to jump out of the airplane.

moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
need to go
I urgently need a vacation; I have to go!

oprapen
We moeten alle appels oprapen.
pick up
We have to pick up all the apples.

verspillen
Energie mag niet verspild worden.
waste
Energy should not be wasted.

slapen
De baby slaapt.
sleep
The baby sleeps.

bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
build
When was the Great Wall of China built?
