Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/91930309.webp
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
import
We import fruit from many countries.
cms/verbs-webp/123546660.webp
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
check
The mechanic checks the car’s functions.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
travel
He likes to travel and has seen many countries.
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
take over
The locusts have taken over.
cms/verbs-webp/64053926.webp
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
overcome
The athletes overcome the waterfall.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
pursue
The cowboy pursues the horses.
cms/verbs-webp/105623533.webp
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
should
One should drink a lot of water.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
beat
Parents shouldn’t beat their children.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
talk to
Someone should talk to him; he’s so lonely.
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
mix
She mixes a fruit juice.
cms/verbs-webp/10206394.webp
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
endure
She can hardly endure the pain!
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
manage
Who manages the money in your family?