Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
thank
I thank you very much for it!
cms/verbs-webp/102114991.webp
knippen
De kapper knipt haar haar.
cut
The hairstylist cuts her hair.
cms/verbs-webp/3819016.webp
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
miss
He missed the chance for a goal.
cms/verbs-webp/83661912.webp
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
prepare
They prepare a delicious meal.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
depart
The ship departs from the harbor.
cms/verbs-webp/119425480.webp
denken
Je moet veel denken bij schaken.
think
You have to think a lot in chess.
cms/verbs-webp/80325151.webp
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
complete
They have completed the difficult task.
cms/verbs-webp/93221279.webp
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
burn
A fire is burning in the fireplace.
cms/verbs-webp/109071401.webp
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
embrace
The mother embraces the baby’s little feet.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
read
I can’t read without glasses.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cover
She has covered the bread with cheese.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
beat
Parents shouldn’t beat their children.