Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
esperi
Multaj esperas pri pli bona estonteco en Eŭropo.

uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
etendi
Li etendas siajn brakojn larĝe.

doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
fari
Ili volas fari ion por sia sano.

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
dependi
Li estas blinda kaj dependas de ekstera helpo.

missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
manki
Ŝi mankis gravan rendevuon.

studeren
De meisjes studeren graag samen.
studi
La knabinoj ŝatas studi kune.

overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
interkonsentiĝi
Finu vian batalon kaj fine interkonsentiĝu!

draaien
Ze draait het vlees.
turni
Ŝi turnas la viandon.

stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
paŝi sur
Mi ne povas paŝi sur la teron per ĉi tiu piedo.

leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
ŝati
La infano ŝatas la novan ludilon.

wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
forpeli
Unu cigno forpelas alian.
