Sõnavara
Õppige tegusõnu – vene

meerijden
Mag ik met je meerijden?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
jechać
Mogę jechać z tobą?

verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
zgubić się
Moje klucze się dzisiaj zgubiły!

begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
rozumieć
Nie można zrozumieć wszystkiego o komputerach.

leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
poznać
Dziwne psy chcą się poznać.

weglopen
Onze kat is weggelopen.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
uciec
Nasz kot uciekł.

vertellen
Ze vertelde me een geheim.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
powiedzieć
Opowiedziała mi tajemnicę.

schrijven
Hij schrijft een brief.
schrijven
Hij schrijft een brief.
pisać
On pisze list.

produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
produkować
Można produkować taniej z robotami.

vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
zaprzyjaźnić się
Obaj zaprzyjaźnili się.

opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
odezwać się
Kto wie coś, może odezwać się w klasie.

omgaan
Men moet met problemen omgaan.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
radzić sobie
Trzeba sobie radzić z problemami.
