melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
گزارش دادن
او اسکندال را به دوستش گزارش داد.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
برگشتن
پدر از جنگ برگشته است.
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
رفتن
شما هر دو به کجا میروید؟
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
نقاشی کردن
میخواهم آپارتمانم را نقاشی کنم.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
منتظر ماندن
کودکان همیشه منتظر برف هستند.
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
گم کردن
صبر کن، کیف پولت را گم کردهای!
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
تغییر کردن
به خاطر تغییرات اقلیمی، بسیار چیزها تغییر کرده است.
samenwerken
We werken samen als een team.
همکاری کردن
ما به عنوان یک تیم همکاری میکنیم.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
رانده شدن
یک دوچرخهسوار توسط یک ماشین رانده شد.
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
تحمل کردن
او به سختی میتواند درد را تحمل کند!
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
گذشتن
آن دو از کنار یکدیگر میگذرند.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
ساده کردن
شما باید چیزهای پیچیده را برای کودکان ساده کنید.