luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
گوش دادن
او گوش میدهد و یک صدا میشنود.
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
فهمیدن
من سرانجام وظیفه را فهمیدم!
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
فریاد زدن
پسر به همه توان خود فریاد میزند.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
دوست داشتن
او گربهاش را خیلی دوست دارد.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
منقرض شدن
بسیاری از حیوانات امروز منقرض شدهاند.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
نگاه کردن
او به دره پایین نگاه میکند.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
ساده کردن
شما باید چیزهای پیچیده را برای کودکان ساده کنید.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
اشاره کردن
معلم به مثال روی تخته اشاره میکند.
beginnen
De soldaten beginnen.
شروع کردن
سربازها شروع میکنند.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
پارک کردن
دوچرخهها در مقابل خانه پارک شدهاند.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
باعث شدن
الکل میتواند باعث سردرد شود.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
نگاه کردن
او از دوربین نگاه میکند.