Sanasto
Opi verbejä – esperanto

comer
O que queremos comer hoje?
eten
Wat willen we vandaag eten?

rezar
Ele reza silenciosamente.
bidden
Hij bidt in stilte.

examinar
O dentista examina a dentição do paciente.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

dar à luz
Ela dará à luz em breve.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

carregar
Eles carregam seus filhos nas costas.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.

matar
Vou matar a mosca!
doden
Ik zal de vlieg doden!

esperar
Ela está esperando pelo ônibus.
wachten
Ze wacht op de bus.

pular
A criança está pulando feliz.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

devolver
O aparelho está com defeito; o vendedor precisa devolvê-lo.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.

queimar
Você não deveria queimar dinheiro.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

confiar
Todos nós confiamos uns nos outros.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
