Vocabulaire

Apprendre les verbes – Norvégien

cms/verbs-webp/72855015.webp
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
receive
She received a very nice gift.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
imitate
The child imitates an airplane.
cms/verbs-webp/103719050.webp
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
develop
They are developing a new strategy.
cms/verbs-webp/61575526.webp
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
give way
Many old houses have to give way for the new ones.
cms/verbs-webp/64053926.webp
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
overcome
The athletes overcome the waterfall.
cms/verbs-webp/114091499.webp
trainen
De hond wordt door haar getraind.
train
The dog is trained by her.
cms/verbs-webp/120128475.webp
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
think
She always has to think about him.
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
look
She looks through binoculars.
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
accept
Credit cards are accepted here.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
go
Where are you both going?
cms/verbs-webp/21689310.webp
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
call on
My teacher often calls on me.
cms/verbs-webp/115113805.webp
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
chat
They chat with each other.