Vocabulaire
Apprendre les verbes – Roumain

ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
receive
She received a very nice gift.

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
imitate
The child imitates an airplane.

ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
develop
They are developing a new strategy.

wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
give way
Many old houses have to give way for the new ones.

overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
overcome
The athletes overcome the waterfall.

trainen
De hond wordt door haar getraind.
train
The dog is trained by her.

denken
Ze moet altijd aan hem denken.
think
She always has to think about him.

kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
look
She looks through binoculars.

accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
accept
Credit cards are accepted here.

gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
go
Where are you both going?

aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
call on
My teacher often calls on me.
