Vocabulaire
Apprendre les verbes – Tagalog

bedekken
De waterlelies bedekken het water.
覆盖
睡莲覆盖了水面。

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
垂下
吊床从天花板上垂下。

bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
知道
孩子知道他的父母在争吵。

pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
炫耀
他喜欢炫耀他的钱。

verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
前进
你在这一点上不能再前进了。

noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
列举
你能列举多少国家?

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
让进
人们永远不应该让陌生人进来。

zien
Je kunt beter zien met een bril.
看
你戴上眼镜能看得更清楚。

verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
出现
水中突然出现了一条巨大的鱼。

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
连接
这座桥连接了两个社区。

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
感觉
她感觉到肚子里的宝宝。
