אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית

weigeren
Het kind weigert zijn eten.
לסרב
הילד מסרב לאוכל שלו.

op handen zijn
Een ramp is op handen.
מתקרבת
אסונה מתקרבת.

slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
לעבור
התלמידים עברו את המבחן.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
להוכיח
הוא רוצה להוכיח נוסחה מתמטית.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
למיין
הוא אוהב למיין את הבולים שלו.

loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
שחרר
אסור לך לשחרר את האחיזה!

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
לחקור
האסטרונאוטים רוצים לחקור את החלל החיצוני.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
לחשוד
הוא חושד שזו החברה שלו.

schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
לצבוע
הרכב נצבע לכחול.

nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
לצטרך
אתה צריך מקית להחליף את הצמיג.

accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
מקבל
ישנם אנשים שלא רוצים לקבל את האמת.
