Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
čistiti
Ona čisti kuhinju.

versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
jačati
Gimnastika jača mišiće.

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
sortirati
Još imam puno papira za sortirati.

bang zijn
Het kind is bang in het donker.
bojati se
Dijete se boji u mraku.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
izabrati
Teško je izabrati pravog.

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
miješati
Razni sastojci trebaju biti pomiješani.

overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
uvjeriti
Često mora uvjeriti svoju kćer da jede.

opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
zapisati
Želi zapisati svoju poslovnu ideju.

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
čuvati
Novac čuvam u noćnom ormariću.

overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
preskočiti
Sportaš mora preskočiti prepreku.

beginnen
De soldaten beginnen.
početi
Vojnici počinju.
