Kosa kata
Pelajari Kata Kerja – Belanda

parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
停放
自行车停在房子前面。

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
清洁
她清洁厨房。

controleren
Hij controleert wie daar woont.
检查
他检查谁住在那里。

sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
下雪
今天下了很多雪。

mengen
De schilder mengt de kleuren.
混合
画家混合颜色。

rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
骑
孩子们喜欢骑自行车或滑板车。

bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
存在
恐龙今天已经不存在了。

geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
适合
这条路不适合骑自行车。

annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
取消
他不幸取消了会议。

oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
收获
我们收获了很多葡萄酒。

aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
被撞
一名骑自行车的人被汽车撞了。
