Vocabolario
Impara i verbi – Olandese

schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
scrivere ovunque
Gli artisti hanno scritto su tutta la parete.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
occuparsi di
Il nostro custode si occupa della rimozione della neve.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
decidere
Non riesce a decidere quale paio di scarpe mettere.

drukken
Hij drukt op de knop.
premere
Lui preme il bottone.

zien
Je kunt beter zien met een bril.
vedere
Puoi vedere meglio con gli occhiali.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
causare
Troppa gente causa rapidamente il caos.

garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
garantire
L’assicurazione garantisce protezione in caso di incidenti.

denken
Ze moet altijd aan hem denken.
pensare
Lei deve sempre pensare a lui.

naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
venire
La fortuna sta venendo da te.

sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
inviare
Questa azienda invia merci in tutto il mondo.

spelen
Het kind speelt liever alleen.
giocare
Il bambino preferisce giocare da solo.
