onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
下線を引く
彼は彼の声明に下線を引きました。
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
答える
生徒は質問に答えます。
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
追い払う
一つの白鳥が他の白鳥を追い払います。
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
塗る
あなたのために美しい絵を塗りました!
zingen
De kinderen zingen een lied.
歌う
子供たちは歌を歌います。
walgen van
Ze walgde van spinnen.
嫌悪する
彼女はクモに嫌悪感を抱いています。
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
切り刻む
サラダのためにはキュウリを切り刻む必要があります。
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
覆う
子供は耳を覆います。
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
制限する
ダイエット中は食事の摂取を制限する必要があります。
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
守る
子供たちは守られる必要があります。
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
チェックする
歯医者は患者の歯並びをチェックします。
serveren
De ober serveert het eten.
給仕する
ウェイターが食事を給仕します。