ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
取り上げる
この議論を何度も取り上げなければなりませんか?
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
慣れる
子供たちは歯磨きに慣れる必要があります。
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
キャンセルする
彼は残念ながら会議をキャンセルしました。
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
返答する
彼女はいつも最初に返答します。
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
期待する
姉は子供を期待しています。
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
残す
彼らは駅で子供を偶然残しました。
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
恋しい
彼は彼の彼女がとても恋しい。
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
殺す
気をつけて、その斧で誰かを殺してしまうかもしれません!
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
消費する
彼女はケーキの一切れを消費します。
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
覆う
子供は耳を覆います。
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
加える
彼女はコーヒーに少しミルクを加える。
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
得意になる
サーフィンは彼にとって得意です。