onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
承認する
あなたのアイディアを喜んで承認します。
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
ダイヤルする
彼女は電話を取り上げて番号をダイヤルしました。
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
名前をつける
あなたはいくつの国の名前を言えますか?
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
感じる
母親は子供にたくさんの愛を感じます。
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
許す
うつ病を許してはいけない。
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
配達する
彼はピザを家に配達します。
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
轢く
自転車乗りは車に轢かれました。
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
さらさらと音を立てる
足元の葉がさらさらと音を立てます。
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
閉める
彼女はカーテンを閉めます。
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
逃げる
みんな火事から逃げました。
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
聞く
彼は妊娠中の妻のお腹を聞くのが好きです。
brengen
De koerier brengt een pakketje.
持ってくる
使者が小包を持ってきます。