単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/33599908.webp
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
仕える
犬は飼い主に仕えるのが好きです。
cms/verbs-webp/100011930.webp
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
伝える
彼女は彼女に秘密を伝えます。
cms/verbs-webp/85968175.webp
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
損傷する
事故で2台の車が損傷しました。
cms/verbs-webp/47225563.webp
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
思考に加える
カードゲームでは思考に加える必要があります。
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
展示する
ここでは現代美術が展示されています。
cms/verbs-webp/102114991.webp
knippen
De kapper knipt haar haar.
切る
美容師は彼女の髪を切ります。
cms/verbs-webp/78073084.webp
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
横たわる
彼らは疲れて横たわった。
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
飲む
彼女はお茶を飲んでいます。
cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
中に入れる
外で雪が降っていて、私たちは彼らを中に入れました。
cms/verbs-webp/113671812.webp
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
共有する
私たちは富を共有することを学ぶ必要があります。
cms/verbs-webp/102238862.webp
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
訪問する
昔の友人が彼女を訪れます。
cms/verbs-webp/129300323.webp
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
触る
農夫は彼の植物に触ります。