単語
動詞を学ぶ – オランダ語

bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
準備する
彼らはおいしい食事を準備します。

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
聞く
彼女は耳を傾けて音を聞きます。

uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
出版する
出版社はこれらの雑誌を出しています。

willen
Hij wil te veel!
望む
彼は多くを望んでいます!

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
想像する
彼女は毎日新しいことを想像します。

benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
強調する
メイクアップで目をよく強調することができます。

herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
繰り返す
私の鸚鵡は私の名前を繰り返すことができます。

sturen
Ik stuur je een brief.
送る
私はあなたに手紙を送っています。

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
失う
待って、あなたの財布を失くしましたよ!

openen
Kun je dit blikje voor me openen?
開ける
この缶を開けてもらえますか?

verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
取り除く
赤ワインのしみをどのように取り除くことができますか?
