ლექსიკა
ისწავლეთ ზმნები – კორეული

vermijden
Ze vermijdt haar collega.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
undgå
Hun undgår sin kollega.

veranderen
Het licht veranderde in groen.
veranderen
Het licht veranderde in groen.
skifte
Lyset skiftede til grønt.

vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
glemme
Hun har nu glemt hans navn.

begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
forstå
Jeg forstod endelig opgaven!

bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
kritisere
Chefen kritiserer medarbejderen.

ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
udvikle
De udvikler en ny strategi.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
ringe
Kan du høre klokken ringe?

spellen
De kinderen leren spellen.
spellen
De kinderen leren spellen.
stave
Børnene lærer at stave.

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
slå
Forældre bør ikke slå deres børn.

vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
fortælle
Jeg har noget vigtigt at fortælle dig.

teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
returnere
Læreren returnerer opgaverne til eleverne.
