ლექსიკა
ისწავლეთ ზმნები – ლატვიური

create
He has created a model for the house.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

follow
My dog follows me when I jog.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.

taste
The head chef tastes the soup.
proeven
De chef-kok proeft de soep.

bring
The messenger brings a package.
brengen
De koerier brengt een pakketje.

find one’s way
I can find my way well in a labyrinth.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

vote
The voters are voting on their future today.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.

run
The athlete runs.
rennen
De atleet rent.

leave speechless
The surprise leaves her speechless.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.

receive
She received a very nice gift.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.

drive around
The cars drive around in a circle.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

know
The kids are very curious and already know a lot.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
