Сөздік
Estonian – Етістік жаттығуы

komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!

annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

wakker worden
Hij is net wakker geworden.

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

luisteren
Hij luistert naar haar.

missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
