vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
요구하다
내 손주는 나에게 많은 것을 요구합니다.
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
약혼하다
그들은 비밀리에 약혼했다!
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
거래하다
사람들은 중고 가구를 거래한다.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
다시 길을 찾다
나는 돌아가는 길을 찾을 수 없다.
geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.
유효하다
비자는 더 이상 유효하지 않다.
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
꼼짝할 수 없다
나는 꼼짝할 수 없고, 출구를 찾을 수 없다.
beginnen
De soldaten beginnen.
시작하다
병사들이 시작하고 있다.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
시작하다
결혼으로 새로운 인생이 시작된다.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
일으키다
알코올은 두통을 일으킬 수 있습니다.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
돌려주다
기기가 불량하다; 소매상이 그것을 돌려받아야 한다.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
남겨두다
나는 매달 나중을 위해 돈을 좀 남겨두고 싶다.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
잘라내다
모양들은 잘려져야 한다.