어휘

동사를 배우세요 ― 일본어

cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
siedzieć
W pokoju siedzi wiele osób.
cms/verbs-webp/121870340.webp
rennen
De atleet rent.
rennen
De atleet rent.
biegać
Sportowiec biega.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
malować
Samochód jest malowany na niebiesko.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
przedstawiać
On przedstawia swoją nową dziewczynę swoim rodzicom.
cms/verbs-webp/27076371.webp
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
należeć
Moja żona należy do mnie.
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
wydać
Wydawca wydaje te magazyny.
cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
podkreślać
Możesz podkreślić swoje oczy odpowiednim makijażem.
cms/verbs-webp/89636007.webp
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
podpisać
On podpisał umowę.
cms/verbs-webp/118483894.webp
genieten
Ze geniet van het leven.
genieten
Ze geniet van het leven.
cieszyć się
Ona cieszy się życiem.
cms/verbs-webp/10206394.webp
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
znosić
Ona ledwo znosi ból!
cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
czekać
Musimy jeszcze poczekać miesiąc.
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
towarzyszyć
Pies im towarzyszy.