어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
설명하다
할아버지는 손자에게 세상을 설명한다.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
소비하다
그녀는 케이크 한 조각을 소비한다.
cms/verbs-webp/102168061.webp
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
항의하다
사람들은 불공평함에 항의한다.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
듣다
그는 임신 중인 아내의 배를 듣는 것을 좋아한다.
cms/verbs-webp/68561700.webp
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
열어두다
창문을 열어두는 사람은 강도를 초대하는 것이다!
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
해고하다
상사는 그를 해고했다.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
늦잠 자다
그들은 하룻밤이라도 늦잠을 자고 싶다.
cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
제거하다
어떻게 빨간 와인 얼룩을 제거할 수 있을까?
cms/verbs-webp/77738043.webp
beginnen
De soldaten beginnen.
시작하다
병사들이 시작하고 있다.
cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
제안하다
여자는 친구에게 무언가를 제안한다.
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
익숙해지다
아이들은 치아를 닦는 것에 익숙해져야 한다.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
남기다
그들은 역에서 자신의 아이를 실수로 남겼다.