어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
사용하다
우리는 화재에서 가스 마스크를 사용한다.
cms/verbs-webp/4553290.webp
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
들어가다
배가 항구로 들어가고 있다.
cms/verbs-webp/106682030.webp
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
다시 찾다
이사한 후에 내 여권을 찾을 수 없었다.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
매달리다
둘 다 가지에 매달려 있다.
cms/verbs-webp/63457415.webp
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
단순화하다
아이들을 위해 복잡한 것을 단순화해야 한다.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
부담시키다
사무일이 그녀에게 많은 부담을 준다.
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
전시하다
여기에서는 현대 예술이 전시되고 있다.
cms/verbs-webp/122632517.webp
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
잘못되다
오늘 모든 것이 잘못되고 있어!
cms/verbs-webp/109766229.webp
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
느끼다
그는 자주 외로움을 느낀다.
cms/verbs-webp/95625133.webp
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
사랑하다
그녀는 그녀의 고양이를 정말 많이 사랑한다.
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
익숙해지다
아이들은 치아를 닦는 것에 익숙해져야 한다.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
여행하다
그는 여행을 좋아하며 많은 나라를 다녀왔다.