Tîpe

veroorzaken

Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

veroorzaken

Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

sukelti

Per daug žmonių greitai sukelia chaosą.

voorbijgaan

De tijd gaat soms langzaam voorbij.

voorbijgaan

De tijd gaat soms langzaam voorbij.

praeiti

Laikas kartais praeina lėtai.

uitknijpen

Ze knijpt de citroen uit.

uitknijpen

Ze knijpt de citroen uit.

išspausti

Ji išspausti citriną.

bewust zijn van

Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.

bewust zijn van

Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.

suprasti

Vaikas supranta tėvų ginčą.

bidden

Hij bidt in stilte.

bidden

Hij bidt in stilte.

maldauti

Jis tyliai maldauja.

verwijderen

De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

verwijderen

De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

pašalinti

Meistras pašalino senas plyteles.

bedekken

Het kind bedekt zichzelf.

bedekken

Het kind bedekt zichzelf.

apsikabinti

Vaikas apsikabina.

liggen

Ze waren moe en gingen liggen.

liggen

Ze waren moe en gingen liggen.

gulėtis

Jie buvo pavargę ir atsigulė.

weggooien

Hij stapt op een weggegooide bananenschil.

weggooien

Hij stapt op een weggegooide bananenschil.

išmesti

Jis užsteigia ant išmestojo bananų lukšto.

terechtkomen

Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

terechtkomen

Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

atsidurti

Kaip mes atsidūrėme šioje situacijoje?

vernielen

De tornado vernielt veel huizen.

vernielen

De tornado vernielt veel huizen.

sunaikinti

Tornadas sunaikina daug namų.

ontmoeten

De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

ontmoeten

De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

susitikti

Draugai susitiko prie bendro vakarienės stalo.