Žodynas

suomių – Veiksmažodžių pratimas

cms/verbs-webp/104825562.webp
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/120259827.webp
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
cms/verbs-webp/120686188.webp
studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/1422019.webp
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
cms/verbs-webp/41019722.webp
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterven
Veel mensen sterven in films.
cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/85010406.webp
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/90773403.webp
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.