Vārdu krājums
Uzziniet darbības vārdus – zviedru

compare
They compare their figures.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.

hope
Many hope for a better future in Europe.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.

cause
Too many people quickly cause chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

spend
She spends all her free time outside.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

refer
The teacher refers to the example on the board.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

discuss
They discuss their plans.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.

chat
Students should not chat during class.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

love
She loves her cat very much.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

cause
Sugar causes many diseases.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.

turn off
She turns off the electricity.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.

win
He tries to win at chess.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
